Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Antwoorden Kennisquiz (Thema: Arterieel vaatlijden)

In dit artikel vind je de antwoorden op de Kennisquiz over Arterieel vaatlijden. De vragen van de kennisquiz lees je hier.

Antwoorden

1 Antwoord a is goed.

Meneer is 5 jaar geleden gestopt met roken en kan volgens de tabel als niet-roker bestempeld worden. Een positief effect van stoppen met roken wordt al bereikt na 2 jaar niet-roken. Na een rookstop van 5 jaar zou het risico op CVA of TIA gelijk zijn aan dat van iemand die nooit gerookt heeft; na een rookstop van 10 jaar zou het risico op coronaire aandoeningen gelijk zijn aan dat van iemand die nooit gerookt heeft. De familieanamnese is niet risicoverhogend, omdat zijn vader na zijn 65e zijn eerste hartinfarct kreeg.

2 Antwoord c is goed.

Hoewel er anamnestisch aanwijzingen zijn voor PAV is de diagnose pas te stellen nadat er lichamelijk onderzoek is verricht: inspectie van de voeten en een enkel-armindex. Een röntgenfoto kan wel slijtage van het heupgewricht aantonen of uitsluiten, maar op basis daarvan kan de diagnose PAV niet gesteld worden.

3 Antwoord b en c zijn beide nodig.

Een ervaren medewerker kan de enkelarmindex in de eigen praktijk uitvoeren, maar de patiënt kan hiervoor ook verwezen worden naar een vaatlaboratorium. Dit wordt met name geadviseerd bij patiënten met diabetes − bij wie mogelijk sclerose is opgetreden en een foutpositieve uitslag kan ontstaan − en wanneer bij herhaalde metingen de uitslag tussen 0,9 en 1 ligt en het vermoeden op PAV blijft bestaan.

4 Beide antwoorden zijn goed.

Patiënten met symptomatisch chronisch obstructief arterieel vaatlijden moeten worden behandeld als patiënten met hart- en vaatziekte. De medicamenteuze behandeling van patiënten met chronisch obstructief arterieel vaatlijden is gericht op optimalisering van de bloeddruk en het LDL-cholesterol, conform de NHG-Standaard Cardiovasculair risicomanagement. Daarnaast is het gebruik van een trombocytenaggregatieremmer (zoals acetylsalicylzuur) geïndiceerd. De diagnose chronisch obstructief arterieel vaatlijden is geen reden om de voorkeur te geven aan specifieke middelen. Anticoagulantia hebben geen rol bij de conservatieve behandeling van chronische ischemie van het been.

De medicamenteuze mogelijkheden om de arteriële doorbloeding gunstig te beïnvloeden, zijn beperkt en worden niet aanbevolen als alternatief voor gesuperviseerde looptraining en stoppen met roken.

5 De antwoorden b en d zijn goed.

Gesuperviseerde looptraining heeft de voorkeur boven invasief ingrijpen. Gesuperviseerde looptraining heeft een gunstig effect op de pijnvrije en maximale loopafstand bij patiënten met claudicatio intermittens. Een verbetering van de loopafstand tot 154% bij loopadvies en tot 231% bij gesuperviseerde looptraining is mogelijk. Gesuperviseerde looptraining onder begeleiding van een gespecialiseerd fysiotherapeut is effectiever dan alleen loopadvies. Het beste effect wordt bereikt met een minimale behandelingsduur van 6 maanden.